Behalve een stok… (Markus 6:8). Jezus stuurt de twaalf discipelen erop uit. Ze mogen niks meenemen. Geen geld, geen eten en zelfs geen schone onderbroek. Maar wel een stok. Hoezo een stok? Tegen de wilde beesten? Zou kunnen. Of was het een staf, een scepter, die hun autoriteit uitdrukte?

En wilde hun voorbijgaan… (Markus 6: 48). Jezus zag zijn vrienden verwoed roeien, liep naar hen toe maar wilde aan hun voorbijgaan. Huh? Waarom? Wilde hij hen de gelegenheid geven om Zijn hulp in te roepen? Was hij anders aan hen voorbijgelopen?