Het is moeilijk om nietszeggend te zijn. Ja, dat geldt dus ook voor mensen die niet kunnen spreken. Wij mensen willen zo graag zeggend zijn. Want als je spreekt dan gebeurt er iets. Er ontstaan nieuwe dingen of dingen die geweest zijn worden bevestigd, verstevigd. Nietszeggend zijn is een gevaarlijke hobby die nogal eens uitmondt in een stille dood. We kunnen ons als mens gewoon geen ‘let maar niet op mij’ veroorloven, althans niet voor een langere termijn. Stilstand is achteruitgang en daar komt shit van als je begrijpt wat ik bedoel.

De omvang van je zegsel lijkt me wat minder belangrijk. Sommige mensen fluisteren spaarzame, maar duurzame woorden. Dat zijn of angstige mensen die met kleine, bescheiden lettertjes schrijven of mensen die meesterlijk kunnen luisteren. Aan de andere kant van het spectrum bevinden zich mensen die spreken als de omgekeerde bliksem. Je hoort ze van verre, maar het duurt enige tijd voordat ze in beeld komen. Niet dat die mensen meer invloed hebben; hooguit meer vloed. Het gutst ze uit de mond zeg maar. En tussen al dat geweld zal waardevols zitten, je zult er alleen meer naar moeten zoeken.

Van de tong wordt wel beweerd dat het de sterkste spier van het lichaam is, maar dat mag je vergeten. Wat de tong kenmerkt is dat het de meest flexibele spier van het lichaam is. Hij zit maar aan een kant vast he. Vandaar dat de tong alle kanten op kan en dat je hem als bestuurder dus in toom moet houden. Verder is de tong bij uitstek een resultante van wat je denkt. Voor je het weet heeft de tong daar floeptjoep woorden aan gegeven. Er is gezegd dat dood en leven in de macht van de tong zijn. En dat als je niet tegen je tong op kunt, je hem beter af kunt snijden. Metaforisch bedoeld, maar het geeft wel aan hoe serieus dat spierenbundeltje tussen je kaken is.

Van sommige mensen zou je overigens wensen dat ze – over toom gesproken – een bit in zouden hebben. Je kent het type vast wel. Ze vertellen je een verhaal – want ze vertellen uberhaupt graag – en zeggen bij elke zin met vermeende precisie wie wat gezegd heeft, maar dan in een gekunstelde tegenwoordige tijd. Zo van: ‘Ik zeg nog tegen haar, ik zeg: moet jij geen schone sokken aan vandaag? Nee zegt ze, ze zegt: doe ik morgen wel, zegt ze. Dus ik zeg: krijg nou wat, ze stinken een uur in de wind, zeg ik.’ Tig woorden. Ze had ook kunnen zeggen: ‘Ik vroeg haar of ze schone sokken aan wilde trekken omdat ze stonken, maar ze wilde liever nog een dag wachten.’ Verademend he? Zoals je ziet levert het qua tekst niet zo veel winst op, maar qua energie des te meer, zeg maar. Ach, wat zeur ik. Elk mens praat gewoon zoals hij gebekt is, toch? ?