“Over een uur is het zover”. Het was een gewone werkdag. De computer en de verlichting zoemde en in het kantoor naast mij ook. Ik had wat verslagen getikt en had thee gehaald uit het automaat. En net toen ik mijn vingers weer in beweging zette op het toetsenbord kwam die ene zin. “Over een uur is het zover”. Met een ruk tilde ik mijn hoofd op als een ree die onraad speurt. Mijn oren vertelden me niets dan doodse stilte. Wat was dit? Een menselijke stem? Een grap van een collega? Voorzichtig schoof ik het toetsenbord naar achteren en stond op. Wat te doen? Mijn collega zou me voor gek verklaren als ik het hem vroeg. Een lichte paniek kroop vanuit mijn maag omhoog. Blijf rustig ademhalen. Wie flikte mij dit en wat was de bedoeling? Ik had nooit eerder een stem gehoord. Had wel mijn best gedaan Gods stem te verstaan, maar dat waren zachte fluisteringen. En de duivel herkende ik ook wel aan zijn listige of grove toon. What to do? Stel dat het een engel was die me kwam waarschuwen het nog goed te maken met God? Moest ik mijn vrouw bellen? Ja, ik zou op z’n minst een briefje kunnen achterlaten zodat ze het zouden weten. Maar stel dat er gewoon niets aan de hand was. Een of ander pop-up bericht van de computer dat ik niet opgemerkt had. Ze zouden me straal voor gek verklaren. En me in de gaten houden. “Henk hoort stemmen”. Was met Willie ook gebeurd. Een gevoel van eenzaamheid begon de paniek bij te staan. Ik keek op mijn horloge. 

Nog 50 minuten. Voorzichtig bewoog ik mij naar de gang. Het voelde alsof ik op missie was en dekking zocht achter een fictief pistool. De gang ademde rust. Alles was verontrustend normaal. Er kwam zelfs gefluit uit het hok van mijn collega. In een poging om ontspanning te suggereren deed ik een paar stappen in de richting van zijn kamer. Het gefluit hield aan. Hij had niets gehoord. Ik wachtte een kort moment en klopte zo gewoon mogelijk bij hem aan. Geen reactie. “Zeg Harmen..” begon ik terwijl ik de deur open duwde. Mijn stem stokte. Er was geen Harmen. En geen gefluit. Zijn computer zoemde als de mijne. Ik zag zijn cursor midden in een zin over voorraadmutatie knipperen. Dat deed Harmen nooit, hij maakte altijd alles af. Het was alsof een koude douche op me neerviel. Ik voelde kippevel omhoog trekken van m’n benen naar m’n armen, naar m’n hoofd. Wat was hier aan de hand? Een snelle blik naar links. Naar rechts. Niets te zien. Geen briefje. Geen aanwijziging. Geen Harmen. Niets. Ik fixeerde mijn schichtige blikken. Buiten regende het. Ik hoorde het. Alles leek zo volstrekt normaal. Scenario’s schoten door mijn hoofd. Rampoefening? Nee, onmogelijk. Ik stuurde zelf BHV aan. Pauze? Nee, die was net om 10.00 uur geweest. Onrustig bleef ik malen. Even kijken.

Nog 30 minuten. Wacht, ik zou de vertrouwensman bellen. Snel liep ik terug naar mijn kantoor, bedacht me een moment hoe ik het in zou kleden en belde hem op. “Ja, hoi Dick, ben mijn agenda kwijt. Heb jij een idee wat er over een half uurtje gebeurt?”. “Nou nee, niks bijzonders eigenlijk, hoezo”? “Nou, gerucht gaat dat er iets speciaals te gebeuren staat, maar jij weet het dus ook niet”. Verward legde ik neer. Ik realiseerde me enigszins opgelucht dat ik iemand gesproken had. Maar het stelde me niet gerust. Ik was niet verder gekomen en de tijd tikte. Had ik het wel goed gehoord? Ja, maar Harmen dan. Hij zat toch echt te fluiten, dat wist ik zeker. Wacht. Ik besloot de gang verder te verkennen. Eerst maar de administratie. Dat gaf op een of andere manier een gevoel van vertrouwen. Zij zouden er zijn. Zij waren er altijd. Ah, Linda was er. Fijn een mens te zien. “Hoi Linda, Anne er niet?”. Met een vermakelijke blik keek ze naar Anne’s plaats. Ik herkende die blik. Als Anne er had gezeten dan zou hij er een gevatte grap over gemaakt hebben. Maar hij zat er niet. Linda begon plotseling hard te lachen en keek nog steeds in Anne’s richting. Een gevoel van onrust bekroop mij. En probeerde het te verbergen door mee te lachen, maar kwam niet ver. “Dobro” kon ik er nog uit krijgen. Ik zeg het wel vaker als ik de situatie taxeer. Afsluiting van een gesprek. En ik was blij dat ik het er uit kon krijgen toen ik wegliep. De blik van Linda had mijn onrust aangewakkerd. Anne was er geweest. Maar ik had hem niet gezien en evenmin gehoord! Het kippevel breidde zich uit. Mijn hart bonste wild in mijn keel. “Gaat het?” Esther zag nog net dat er iets met me was, scherp als ze altijd is. “Ja hoor” riep ik terug terwijl ik de bocht van de gang nam. ‘Goed fout Henk’ dreunde het door mijn gedachten. ‘Ik word gek’. Met grote stappen liep ik terug naar mijn kantoor. ‘Zou Harmen…?’ Ik kon kijken of de mail over de voorraadmutatie was verzonden, maar durfde niet terug naar zijn kantoor. Wie weet wat Harmen aan de collega’s verteld zou hebben. Ik probeerde mijn hoofd rustig te krijgen. Dus Linda en Dick wel, maar Anne en Harmen niet. Waarom? Waarom zij? Eens kijken.

Nog 15 minuten. Ik moest en zou mijn vrouw bellen, maar durfde niet. Ik pakte mijn sleutel en draaide het kantoor van binnen op slot, iets wat ik nooit deed. Hier was ik veilig, hier was alles normaal tenminste. Met een zucht van verlichting zag ik dat de tekst van de verantwoordingsverklaring nog steeds bij het deel over de accountant knipperde. Hier was niets gebeurd. Ik deed een hap adem en perste hem tussen mijn lippen naar buiten. Wat zou ik Carolien vertellen? En wat zou het haar doen? Wat zou zij er mee doen? En wat nu als zij ook… ‘Geen reden voor paniek Henk’. Besluiteloos zonk ik langzaam in mijn grote zwarte bureaustoel en staarde zoals ik zo vaak staarde als ik na moest denken. Maar het loste niets op. Wanhopige gedachten klauwden zich met weerhaken vast aan mijn hersens. Ik kon niet goed meer denken. Ik had een probleem en kon dat niet delen. ‘Ik ben bezig gek te worden, ik hou het niet meer’. Mijn blik ging gedachteloos naar de tijd rechts onderin het scherm. Ik schrok op uit mijn getob. De tijd!

Nog 2 minuten. Paniek golfde over me heen, onbeheersbaar als die keren dat ik moest overgeven. ‘Wat ik misselijk? Wat gebeurt er met me?’ Ik kon niet meer denken, niet meer voelen en staarde naar de knipperende cursor op m’n scherm. Aan uit aan uit aan uit. ‘Nee! Ik moet aan iets anders denken’. Maar wat? Over ruim een minuut zou het zover zijn. Ik moest schrijven. Ik moest ze waarschuwen. Niemand wist het. Maar wat was het dan? Ik hoor wat anderen niet horen en zie niet wat anderen wel zien. Om gek van te worden.

1 minuut. De waarheid. Ik stond langzaam op. Mijn adrenaline pompte rond. Mijn ogen vernauwden zich als een roofvogel, op het ergste voorbereid. Mijn snelle maar beheerste ademhaling kwam met stoten uit mijn borstkas. Ik merkte dat mijn vuisten zich balden. Ik voelde me een soldaat, maar slecht voorbereid en zonder uitrusting. ‘Geestelijke wapenrusting’ schoot door mijn hoofd. Ik grijnsde flauw. ‘Jij klaar? Hahaha’ kwam het van de andere kant. Verbeten zette ik mij schrap. Nu zou ik het weten. Ik voelde het. Het moment was daar. Tien seconden. Vijf. Heer, help! Nul!
Met een schok kwam ik overeind. “Hij heeft het gehaald, dokter”. In verwarring keek ik om me heen. Ik lag in mijn kantoor op de grond. Linda en Dick stonden over me heen gebogen. “Wat is er gebeurd? “ vroeg ik? “Goddank, je leeft Henk. Je hebt een hartstilstand overleefd”.

6 mei 2009