De onderwijsinspectie heeft een vernietigend rapport uitgebracht en nu is het dan zo ver. De stekker gaat er uit bij de Stichting voor Evangelische Scholen (SVES). En als ze het niet zelf hadden gedaan, dan had Staatssecretaris Dekker hem er wel uit getrokken. De belangrijkste punten uit het rapport zijn leerlingenaantallen, kwaliteit, financiën en niet voldoen aan wettelijke regels.

Tot het tegendeel wordt bewezen ga ik er van uit dat er een aantal capabele bestuurders aan het roer stond, dat ze visie en passie hadden en dat er capabele leerkrachten voor de klas stonden. Waarom dan toch een vernietigend rapport? Hoe plat het ook klinkt, ik denk dat de kern van de zaak het leerlingenaantal is geweest. Het leerlingenaantal is voor de school namelijk de kurk waar alles op drijft. Het aantal bepaalt je span of control, je financiering en je legitimiteit. Ga er maar aan staan in een kleine school. Als leerkracht heb je dan sowieso een combinatieklas te pakken. Dat vergt veel extra capaciteiten op het gebied van planning en management. Heb je een grotere basisschool van een paar honderd leerlingen, dan heeft elke leerkracht haar eigen groep en kun je fatsoenlijk investeren in ondersteunend personeel, zoals dat zo mooi heet. Mensen die individuele begeleiding doen, mensen die directeuren en leerkrachten vrijzetten voor het kind, voor visievorming, voor vertegenwoordiging en voor dat wat in onderwijsland het allerbelangrijkste lijkt te zijn geworden: registreren, rapporteren, controleren. Waar een normaal bedrijf in de Plan Do Check Act cyclus zijn cyclische baantjes zwemt, lijkt het onderwijs gevangen te zitten in de Check modus. Leerkrachten gaan er kapot aan. Omdat ze het gevoel hebben dat ze niet meer primair met de kinderen bezig zijn – want daar ligt hun hart – maar met de papierenwinkel. En wil je een model dat afwijkt van wat jouw inspecteur eist voor het verkrijgen van het fel begeerde groene stempeltje, berg je dan maar. Dan zul je je ‘opbrengst’ moeten aantonen en zul je bergen papier moeten verzetten om het ‘gat dicht te schrijven’.

En dan is er nog je legitimiteit. De zes gewraakte basisscholen heten Talitha, Tamar, Talisha, Toermalijn, Tanisha en Tabitha. Dat geeft mij – ongetwijfeld niet zo bedoeld – de associatie met de Tea Party; een excentriek buitenbeentje. De afgelopen jaren zijn er steeds zorgelijke geluiden geweest rond deze scholen. En als je eenmaal in de hoek ‘zorgelijk’ en/of ‘zwak’ zit, kom er dan maar weer eens uit. Riep ‘zorgelijk’ of ‘zwak’ vroeger ‘ontferming’ op, tegenwoordig roept het het tegendeel op. Als ouder moet je dan wel sterk in je schoenen staan, wil je je kind daar heen sturen. Als inspecteur moet je sterk in je schoenen staan om een positief rapport uit te brengen en als bestuurder moet je sterk in je schoenen staan wil je je met dit risicoproject affiliëren. Ook hier geldt dat mensen liever in een winning team zitten.

Tenslotte nog die ene vraag die mij intrigeert. Wat beweegt evangelisch Nederland anno 2007 om een scholenzuil op te richten terwijl veel andere zuilen in onderwijsland in navolging van de politieke partijen, omroepen etc. etc. hun langste tijd lijken te hebben gehad? Was het het benutten van een niche-markt? Was het een reactie op de afkalving van het PC onderwijs? Het ontbreken van een goed alternatief voor Reformatorisch en Vrijgemaakt onderwijs? Was het de ambitie van een enkele bestuurder? Ach, ik denk dat collega organisatie Platform Evangelisch Onderwijs Nederland (PEON) het wel mooi verwoordt:  Waarom is het evangelische onderwijs de beste optie? Naar onze mening is het de enige optie. Wetenschappelijk onderzoek wijst uit dat 88% van de kinderen die van een evangelische (Bijbelgetrouwe) basisschool komen God niet loslaten. Met andere woorden: voorkomen dat de stekker er uit gaat…

Evangelische basisscholen dicht