Goedemiddag, probeerde ik. Ik weet nooit wat ik moet zeggen als ik een zorgcentrum binnenloop. En zij ook niet, merk ik wel. Een langgerekt hallo is mijn deel. Is dat hun ultieme poging generaties te overbruggen? Wat vroeger in twee woorden ging, nu samen te ballen tot één uitgerekt woord? Wie zal het zeggen. Zij niet, want zij vervallen in stilzwijgen. Zorgcentrum. Het woord is een stuk minder neutraal dan bejaardentehuis, vind je niet? Bejaard zegt alleen maar dat je leeftijd een wezenlijk deel van je identiteit geworden is, net zoals behaard en begaan. En dan heb je nog de aanleunenden, het voorportaal waar mensen met iets minder zorgen zich voorbereiden op meer zorgen. De dames zetten voorzichtig hun thee in beweging. Na wat schuifdeuren passeert mij de etenslucht. Een mengeling die meer beroep doet op mijn verbeelding dan op mijn eetlust. Ben altijd blij als ik de volgende roldeur heb geactiveerd. Het aanleundeel ruikt beter. Leeft nog. Heeft nog iets van zelf en eigen. Bij de derde deur klop ik aan. Ze doet krachtig open. Ik weet het, het is beter zo. Maar toch, het doet me een beetje pijn dat ze niet nog gewoon tussen de kippen en de buren woont, zoals dat in Bosnië zo gebruikelijk is. Dat zou het leven zoveel echter maken bij het ouder worden. Fraaie gedachten die vertrouwd klinken, nietwaar. Ik mijmer nog wat door in mijn stille revoluties, maar land weer als ze me vraagt of ik de krant gelezen heb. Ik ontwijk een direct antwoord, waar ze ook niet op lijkt te wachten. Met een ‘die van gisteren?’ geef ik haar het gewenste zetje om door te gaan. Ze had het artikel gelezen over de occulte invloed op jongeren. En daar was ze bezorgd om. Ze vond het een erg goed artikel en wilde het graag kopiëren voor al haar kleinkinderen. En ze bad en bidt ook voor hen. Ach Heer, leid hen niet in verzoeking. Ik bevestig de noodzaak ons bewust te zijn van de invloeden van de satan. Dat niet alleen de Heer harten zoekt. En dat het gebed een krachtig wapen is om stand te houden. Ze kijkt me indringend aan. ‘Dat zou het leven zoveel echter maken’. Ik weet het niet meer. Is mijn leven echter omdat ik kan ingaan en uitgaan? Of wordt het leven echter als er ‘rusthuis’ of ‘zorgcentrum’ op de buitenmuur komt als voorbereiding op het ingaan? Ben ik middelpuntvliegend en zij middelpuntvliedend? Ik denk na over mijn leven met de Heer. Zij heeft haar doel weer bereikt.

17 januari 2009