Een krokodil en een olifant liepen door het bos. De krokodil zei: ik kan je opeten, maar ik doe het niet want jij bent lekker sterk. De olifant zei: ik zou je kunnen vertrappen, maar ik doe het niet want jij hebt zulke goede tanden. En zo liepen ze tevreden verder. Plotseling hoordeen ze iemand roepen: weh, whe, weh, whe. Wat is dat? zeiden ze. De krokodil zei: dat klinkt als een lekker hapje. De olifant zei: daar is vast iemand die hulp nodig heeft, dus laten we eerst maar eens gaan kijken. Ze kwamen bij een bosje en zagen een giraf die moest baren. Whe, weh, whe, weh zei de giraf. Zal ik je even optillen zodat je het wat makkelijker hebt? vroeg de olifant. Dat is goed zei de giraf en dus tilde de olifant de giraf op. De krokodil zei: zal ik aan de staart van de baby trekken? want het kleine staartje was al te zien. Nou, mits je de kleine niet opeet natuurlijk. Nee, dat doe ik niet want dan stampt de olifant me in de grond zei de krokodil. Oke, dan is het goed, zei de giraf. En dus trok de krokodil aan het kleine staartje. Whe, weh, whe, weh zei de giraf. En daar klonk het ‘plop’ en kwam de kleine giraf ter wereld. Meteen begon de moeder hem te likken. Het kleintje probeerde te lopen. Zal ik je tillen vroeg de olifant. Dat is goed. En dus tilde de olifant het kleintje voorzichtig op. Het danste lekker rond en toen het daarmee klaar was aten ze lekker beschuit met roze muisjes en leefden nog lang en gelukkig.
DT, 1 april 2007