Er was eens een pop. En die heette witje. Een witte pop. Iedereen noemde hem witje. Witje was geen gewone pop. Het was namelijk een sneeuwpop. Met een rare neus en drie knopen op z’n buik. Het waren ook geen gewone knopen maar zwarte steentjes. Witje stond buiten op de tafel. En elke morgen deed witje de vinger in de lucht en voelde hoe warm het was. En op een dag begon het te sneeuwen en kreeg witje een nieuw jasje. Dank u wel! zei witje. Maar op een dag was het zo warm dat witje de jas weer uitdeed. Witje had een wortel als neus. Dat had Jaapje gedaan. En elke morgen keek Jaapje of witje er nog wel was. Maar op een morgen was het lente en witje zei: doei, tot volgend jaar! En op de tafel lag er alleen nog maar een wortel en drie knopen.
DT, 7 maart 2006