Mensen zijn net bomen. Verrassend verschillend, verrassend verschillend inzetbaar. En nu ik daar wat in duik besef ik ook hoe ontzettend weinig ik van bomen weet. Wat een mooie wereld!

Populier. Symbool voor de populaire mens. Hij groeit snel. Imposant, maar weinig inhoud. Het hout heeft een geringe dichtheid. Je moet dus niet bij de populier zijn als je CO2 op wilt slaan. Maar een voordeel van dat snelle hout is dat het weinig weegt. Daardoor is populieren hout heel erg geliefd bij de klompenmakers. Praktisch en bruikbaar om snel aan te trekken als je door de modder van het leven moet. Maar niet geschikt voor de lange afstanden.

Eik. Symbool voor de weloverwogen mens. De eik groeit langzaam en is wat kwetsbaar. Hij mag niet te droog staan, maar heeft goede voeding nodig om te kunnen blijven leven. Het hout van de eik ik prachtig dicht. Ideaal om je mee te verwarmen. De eik is heel kostbaar voor tal van leven, veel dieren komen er graag op af op zoek naar voedsel. Dat geldt zowel voor de wroetende zwijnen als voor de jeuk gevende processierupsen. Bijzonder dat zovelen zich met de eik willen verhouden. Het is echt een ijkpunt. Zelfs het blad dat de eik afwerpt verteert langzaam.

Berk. Symbool voor de uiterlijk verzorgde mens. De berk ik rank mooi stralend wit. Althans, zolang ze jong is. Als ze wat ouder wordt dan komt het zwart van het leven er wat doorheen. Dat zie je dan extra goed tegen de witte achtergrond. De neiging is er om aan de berk te zitten, te plukken aan haar huid. Vroeger werd berkenbast gebruikt om op te schrijven, tegenwoordig vooral om je vuur mee aan te wakkeren. Maar de berk lijdt eronder, elke keer als je aan haar bast zit. De berk wortelt niet diep, maar komt met haar wortels net onder het oppervlak door.

Beuk. Symbool voor de krachtige mens. Een beuk laat maar weinig in zijn omgeving toe. Onder de beuk groeit maar weinig. Hij is machtig en groot. Gladde en ongenaakbare bast. De beuk is een zaadplant en dat merk je. Je ziet er vooral stekelige vruchtdoppen liggen, en hier en daar een kleine hoekige vrucht. Als je vroeger van goede doen was dan plantte je een rode beuk in je tuin. Voor iedereen duidelijk dat je het je kon permitteren om zonder groentetuin te leven. De beuk kan niet tegen nattigheid, omdat hij gewend is zijn schaapjes op het droge te hebben. Op een rijtje, prachtig gekleed poserend voor een foto, is de beuk op z’n mooist.

Spar. Symbool voor de zorgende mens. Onder een spar kun je altijd schuilen. Zomer of winter, het maakt het uit. De spar spreidt altijd haar lange groene vleugels als een warme deken over je uit. De spar ruikt ook zo lekker naar warme nabijheid. Kinderen klimmen er graag in. Ik lees dat je de de toppen van de spar kunt eten en er thee van kunt maken; rijk aan vitamine C. En van hars kun je kauwgom maken. Zo blijft de spar maar uitdelen aan wie het wil. Haar hart is altijd weer groter dan je denkt.

Wilg. Symbool voor de onbekende mens. Een wilg is moeilijk te doorgronden. Je hebt treurwilgen, die het duidelijk laten hangen maar toch heel groot en betekenisvol kunnen zijn. Je hebt knotwilgen. Ze vragen veel aandacht, maar ze bieden ook ongelooflijk veel plek aan tal van dieren. Maar welke wilg je ook hebt, de takken zijn altijd buigzaam en taai. En daardoor verrassend bruikbaar. Je vindt wilgen vooral op hun lievelingsplek, pal naast het water. Onverzadigbaar als ze zijn. Een mooi gezicht, zo’n rijtje oeroude knotwilgen. Allemaal licht gebogen en met een tikje overgewicht naast een sloot. Ze vallen alleen om als er van binnenuit te veel rot komt. Dan vallen ze simpelweg uit elkaar.

Mensen en bomen