Unicef maakt zich zorgen over het toenemend aantal vrijwilligers dat tijdelijk hulp biedt aan kinderen in ontwikkelingslanden. De voornaamste zorg zou zijn dat kinderen door de steeds wisselende vrijwilligers hechtingsproblemen hebben. De overheid steunt Unicef in deze kritiek.
Ik vind het altijd wat ongemakkelijk als zo’n geluid komt van een organisatie die een institutioneel belang heeft bij het wegblijven van deze vrijwilligers. Unicef heeft er namelijk belang bij dat de vrijwilligers hen niet voor de voeten lopen. Dat vrijwilligers hun zorgvuldig opgezette en liefst wetenschappelijk onderbouwde beleid niet dwarsbomen. En dat de giften van Nederlandse gevers niet via de vrijwilligers hun weg vinden, maar via gevestigde partijen. Zoals Unicef.
Het argument dat Unicef aanvoert is hechtingsproblemen van kinderen. Een interessant punt. Want in Nederland zijn heel wat situaties te vinden waarin ook allerlei wisselende mensen met kinderen omgaan. Denk maar aan de diverse gezichten bij Jeugdzorg, het toenemend aantal kinderen dat in samengestelde gezinnen opgroeit, de door de overheid gestimuleerde gang naar de kinderopvang etc. Blijkbaar vinden we in Nederland het hechtingspunt toch niet zo belangrijk als nu wordt gesuggereerd. De hechting mag namelijk niet ten koste gaan van (vul maar in: arbeidsparticipatie van beide ouders, bekostiging Jeugdzorg etc.)
Waar ik eigenlijk heen wil is dat Unicef naar mijn bescheiden mening niet snapt wat hier gaande is. Er is al jarenlang een trend gaande. Mensen zien dagelijks de ellende van de wereld en willen daar iets aan doen. Zelf doen. Zelf de handen uit de mouwen. Of met een reis mee. De tsunami van 2004 heeft dat gevoel nog een keer extra aangewakkerd. Je ziet al die ellende dagelijks op TV, maakt je sterk voor herbouw van een schooltje in een gebied waar je toevallig iemand kent en sterk bewogen mee bent. De media springt er gretig op in. Gepassioneerde mensen die voor de camera vertellen dat ze het geheel belangeloos (pijnpuntje strijkstok) doen krijgen van alle kanten geld en materiaal aangeboden. Bekende Nederlanders vertellen op TV hoezeer ze geraakt zijn door het project en hoeveel ze hen mee willen geven.
Zekers, Unicef heeft ook een reis. Een keurige rondrit langs de verworvenheden van de organisatie. In hapklare brokken wordt de ontwikkelingstoerist rondgeleid. Maar blijkbaar is dat niet wat de meeste mensen willen. En als de gevestigde organisaties geen model kunnen of willen bedenken waarbinnen vrijwilligers de handen uit de mouwen kunnen steken dan zullen ze zelf blijven gaan. En Unicef voor de voeten blijven lopen.
Er zit nog een interessant punt in het geheel. En dat is de vooronderstelling dat de ontwikkelingswereld geen eigen stem heeft. Dat het inderdaad nog steeds ontwikkelingswerk is. Wij ontwikkelen hen. Op de site van Unicef kun je dat ook lezen. Ze verbinden en verenigen door hulp, bestrijding en bescherming. Drie woorden die eenzijdigheid benadrukken. Blijkbaar wil Unicef graag verbinden en verenigen, maar doen ze dat op de verkeerde manier. En vele organisaties met hen. Jaren geleden is al afgesproken dat de term ‘ontwikkelingshulp’ moest worden ingeleverd voor ‘ontwikkelingssamenwerking’. En vervolgens ‘ontwikkelingssamenwerking’ door ‘internationale samenwerking’. Maar het wil nog niet zo lukken elkaar als gelijkwaardige te zien. Er zit nog te veel geld en macht in de weg.
Wat mij betreft is het niet zo interessant om allerlei gepassioneerde vrijwilligers vermanend toe te spreken. Laat ze lekker gaan. Zo groot is dat aantal ook weer niet. Laat de overheid vooral projecten steunen die voormalige ontwikkelingslanden de kans geven zelf uit hun coconnetje te kruipen. Laat de overheid ze serieus nemen en de handelsbarrières opruimen Dat zet zoden aan de dijk. En zorg als Unicef liever dat de vrijwilligers geen aanleiding hebben om het dan maar hello goodbye zelf te doen.